“Ik durf te stellen dat als ik niet meer zou geloven, ik ook geen theoloog meer zou willen zijn”
Interview met Maarten Wisse, de nieuwe rector van de PThU

Op een warme donderdag in juni ontmoet ik in het centrum van de stad Maarten Wisse, die vanaf september 2021 de nieuwe rector wordt van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). We hebben een half uur tot onze beschikking want de aanstaande rector heeft een druk programma.

Annelies Noordhof-Hoorn

Waarom bent u vandaag in Groningen?

“Ik heb vandaag een vergaderdag op de PThU. Als bijna-rector ben ik bij veel meer vergaderingen aanwezig dan voorheen. Eigenlijk bij alle vergaderingen waar wordt gesproken over zaken die de toekomst van de PThU aangaan. Het was wel even wennen dat de dingen die je zegt ook daadwerkelijk consequenties hebben voor anderen. Maar ik moet zeggen dat het steeds beter went.”

Dat lijkt me best een zware verantwoordelijkheid?

“Klopt, maar ik werk samen met Kees Boele, die in 2020 lid is geworden van het College van Bestuur van de PThU. Samen vormen we een collegiaal bestuur. Dus ik kan altijd met hem overleggen. De kracht daarvan is dat je samen kunt afstemmen wat wijs is en wat niet. De kwetsbaarheid is dat je ruzie kunt krijgen, maar dat zijn we niet van plan.” [Maarten Wisse lacht.] “Ik heb al eerder samengewerkt met Kees Boele – bij het vormen van een nieuw instellingsplan voor de PThU – en dat ging heel goed.”

 

U bent voor de stadjers een nieuw gezicht. Wat kenmerkt u?

“Iemand typeerde mij een keer treffend als zowel rationeel, als ook emotioneel en gevoelig. Ik ben gevormd door de school in de godsdienstfilosofie waarin het analytische en logische denken voorop staat. Dat is iets wat ik ook heel belangrijk vind, maar tegelijkertijd voel ik daarbij een existentiële betrokkenheid. Ik kan iets technisch en analytisch uitleggen en daar tot mijn eigen verbazing heel emotioneel van worden. Dat laat zien hoe diep, hoe existentieel het geloof voor mij is. Dat gaat zo ver dat ik durf te stellen dat als ik niet meer zou geloven, ik ook geen theoloog meer zou willen zijn.”

stadjer13.jpg

Wat is voor u de kern van het geloof?

“Gerechtigheid en hoe Jezus ons vernieuwt om die te bereiken. Ik hoop dat ook mensen die niks met het geloof hebben, geraakt worden door wat ze zien van het geloof. Dat ze zich over ons [als gelovigen] verwonderen: ‘kijk, hoe lief ze elkaar hebben’. Bij gerechtigheid denk ik ook aan een rechtvaardiger wereld, nu op deze aarde. Het is scheefgroei (geweest) om die rechtvaardiger wereld te versmallen tot de hemel. Gelukkig doorzien veel christenen dat inmiddels ook. Veel geloofsgemeenschappen zetten zich actief in voor een rechtvaardiger wereld.”

Kan de PThU daarin iets betekenen?

“Zeker. Ons doel is om de PThU goed te laten aansluiten bij waar de theologische vragen zitten. Om een opleiding aan studenten aan te bieden waar de kerk, de samenleving en de universiteit om vragen. Dan kun je ook daadwerkelijk iets betekenen voor mensen in je omgeving. Een voorbeeld daarvan is wat hier in Groningen gebeurt met PP050. Sowieso ben ik altijd fan geweest van de Groningse vestiging van de PThU.”

Dat is interessant. Wat is de waarde van Groningen voor de PThU?

“Groningen is meer dan Amsterdam een echte studentenstad (in Amsterdam zijn de studenten vaker forenzen). Mede daardoor wonen veel studenten ook in de stad. Het gebouw van de PThU is daardoor een leefplek; er ontstaat een echte gemeenschap. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor het bedrijven van theologie. Daarnaast is de overgang tussen de stad en de ommelanden heel vloeiend. Die regionaliteit van de Groningse vestiging is een meerwaarde voor de PThU. Theologie moet niet slechts gericht zijn op de ‘city’ of nog erger, op de ‘grachten’. Theologie moet er voor de stad en het dorp zijn. De dorpskerkenbeweging hier in Groningen is daar een prachtig voorbeeld van. Ik ben dus ook altijd een sterk voorstander geweest van twee vestigingen. Maar inmiddels is het pijnlijke besluit gevallen dat de PThU in de toekomst op één plek zal worden voortgezet. Als de PThU niet naar Groningen kan komen, moet het in ieder geval een plek worden die hetzelfde biedt als Groningen.”

Waarom is dit besluit – om van twee naar één vestiging terug te gaan – genomen?

“Op dit moment is er geen groot tekort aan geld, maar het onderwijs – doordat het op twee plekken wordt gegeven voor relatief weinig studenten – is niet rendabel. Feitelijk betekent het dat je op twee plekken hetzelfde onderwijs biedt. Dat is gezien onze aantallen studenten niet langer te verantwoorden.”

Is er een toekomst voor de PThU?

“Dat denk ik zeker. Er is een geloofstraditie om het eigen geloof kritisch te bevragen. Dat is de basis van theologie. Er zullen altijd christenen blijven die het eigen geloof kritisch zullen willen onderzoeken. Vanuit een bezorgdheid over de oprechtheid in ons spreken over God, over de juistheid, de waarheid. Moet het wel zoals we het doen? Zijn we geen dingen vergeten? Het bezig zijn met al die verschillende aspecten is eigenlijk een heel natuurlijk gegeven. In die zin zie ik zeker een toekomst voor de PThU. Al sluit ik niet uit dat we in de verre toekomst misschien nog met een andere universiteit gaan fuseren.”

Wat wilt u persoonlijk bijdragen aan de toekomst van de PThU?

“Ik wil graag bijdragen aan meer stabiliteit. Theologie is een bedreigd vakgebied en daar zijn we ons naar gaan gedragen, we verkeren in een soort van ‘emergency’-modus. Ik wil geen aarzelende stappen zetten met de PThU. Integendeel, we moeten ferme stappen durven zetten zodat er meer stabiliteit en vastigheid komt. Ik wil een universiteit die bij wijze van de komende honderd jaar kan doorstaan. Daarnaast wil ik ook graag bijdragen aan een steviger theologisch gesprek. Wij zijn bij de PThU in het wetenschappelijk debat soms te vriendelijk voor elkaar. Weliswaar is vriendelijkheid goed, maar het maakt ook kwetsbaar. In die zin dat we daardoor in ons eigen hok blijven zitten, terwijl juist die verschillende standpunten raken aan de essentie van het theologische debat. We moeten elkaar dus niet met rust laten, zo van ‘daar worden we het toch niet over eens’, nee, we moeten elkaar juist scherp durven te bevragen en het debat met elkaar durven aangaan. Waarom doen we het op deze manier? Welke context ligt daaraan ten grondslag? Zijn we ons daarvan bewust? Dat is juist mateloos interessant en ook van wezenlijk belang. Ik hoop aan dat scherpere wetenschappelijke theologische debat mijn steentje te kunnen bijdragen.”

Schrijf je in voor de nieuwsbrief