Een punaise in de voet
Jan Willem Nieboer

Er zijn boeken die een snaar beroeren waarvan je het bestaan hooguit vermoedt. Een punaise in de voet, van Anton Koolhaas, deed dat bij mij toen ik het las als middelbare scholier voor mijn boekenlijst. Met dit boek ontdekte ik de rijkdom van beeldtaal. Geen wonder, Anton Koolhaas schreef o.a. toneelstukken en filmscripts, was docent scenarioschrijven en later directeur van de filmacademie.

In de openingsscène van het boek tuimelt Letitia met muur en al vanuit een moderne doorzonflat van elf hoog naar beneden. Oorzaak van het bizarre ongeluk is een rondslingerende punaise die ze met kracht in de betreffende muur wilde slaan. Haar man David kijkt haar verbijsterd na. Hij was in de punaise gaan staan en had haar woedend toegeschreeuwd dat punaises niet op de grond, maar in de muur thuishoren. Door het plotselinge wegvallen van de blinde muur, biedt de flat ineens uitzicht op een park waarin een oude man met een meisje wegwandelt. Deze scène is mij altijd bijgebleven: “Le-ti-tia,” fluisterde hij en hij kreeg het volle gewicht van de stenen muur op zich en nog een muur erbij en nog een en het hele gebouw, dat nu niet meer van glas, maar van oude zwarte stenen was er ook nog bij en onder al dat gewicht bleef hij stilstaan en rechtop en zag nu niets dan het park. En de oude meneer en het kleindochtertje in het park liepen gewoon verder. Hij omdat hij doof was en het kind omdat het niet van ongelukken wist. Ze liepen verder. En hoewel het park nieuw verscheen, ongekend, vijver en groen, verzadiging van groei, was het toch het feit dat de oude man en het kind zo voortstapten, dat maakte of alles geen ongeluk was en niet rampzalig.

David wordt hier net als zijn Letitia onder stenen bedolven met dit verschil dat hij nog rechtop staat. Daarnaast is er ineens dat wenkend en onbereikbaar perspectief van een paradijselijk park, maar ook de wereld die gewoon verder wandelt alsof er niks is gebeurd. Met deze beelden vangt Koolhaas op een bijzondere manier wat een woord als ‘rouw’ niet uit kan drukken.

Ik vond zo heerlijk aan dit boek dat het zo lekker absurd is. Koolhaas laat zijn beelden niet beperken door de zogenaamde realiteit. Juist dat maakt het boek zo waarachtig. Gevoelens storen zich immers ook niet aan onze logica.

Nu pas, bij herlezing, viel me op hoe religieus geladen de beeldtaal is van deze roman. Als David vanaf zijn hoge flat afdaalt naar de aarde, komt hij om de twaalf treden dezelfde vrouw tegen. Lena, heet ze. Een bijzonder lijfelijke verschijning. Als een ware Maria Magdalena helpt ze David met een vreemd soort ritueel de overgang te maken naar het schemergebied tussen leven en dood. Hij wordt letterlijk onzichtbaar. Zonder opgemerkt te worden bezoekt hij belangrijke mensen en plekken in zijn leven. Zo ontdekt hij tot zijn schrik hoe betekenisloos zijn bestaan tot nu toe geweest is. Aan het eind van het boek probeert David in zijn wanhoop Letitia achterna te gaan. Hij werpt zich in het met zeil dichtgespijkerde gat in de muur van hun flat, verlangend naar het paradijs dat erachter ligt. Maar het zeil breekt niet en hij haalt zich open aan een spijker. Door die spijker en het bloed dat langs zijn lijf stroomt wordt hij weer zichtbaar en voelt hij dat hij leeft. Nu voor het eerst echt.

Waar verbeelding spreekt is religie blijkbaar nooit ver weg. Andersom is wellicht ook waar. Wonderlijk dat verbeelding en religie zo’n belangrijke rol zijn gaan spelen in mijn vak. Daar zal Anton Koolhaas zijn steentje aan bijgedragen hebben.

boekbespreking14.png

Anton Koolhaas, Een punaise in de voet
Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1974
ISBN: 978 90 282 0306 8 | € 14,95

 

-

Schrijf je in voor de nieuwsbrief