Zonder vooroordelen de wijken in
De ervaringen van vijf diaconale verkenners

 “Diaconie, dat is de afdeling ‘Nait soezen, moar broezen’,” legt diaconaal predikant Evert Jan Veldman uit, voor mensen die niet zo bekend zijn met kerkelijke termen. “Het is de afdeling voor mensen voor wie het leven niet vanzelf spreekt.” Deze diaconie, van oudsher verantwoordelijk voor de armen- en ziekenzorg, is volop in ontwikkeling, op zoek naar een nieuwe rol in een veranderende wereld.

Allert van der Hoeven
Extra - Diaconaal verkenners22
Hashem Mirza bij zijn weggeefkast. Foto: Peter Wassing

Het oude idee van: ‘Wij komen jou hier helpen’, wordt losgelaten, de benadering is er nu een van ‘exposure’: ga onbevangen de wijken in, kijk wat er leeft, registreer, leg contacten, maar draag niet meteen oplossingen aan. Aanwezig zijn, dat is de kern. Maar hoe breng je dit in de praktijk? Vijf diaconale verkenners ervoeren het, toen zij namens de Diaconie van de Protestantse Gemeente Groningen vijf verschillende Groninger wijken ingingen.

Donderdagavond 11 november, presenteerden zij hun ervaringen aan de wijkdiakenen, mensen van andere kerkgenootschappen en van maatschappelijke organisaties. De datum is natuurlijk niet willekeurig gekozen: 11 november is de dag van Sint Martinus. De man die van zijn paard afstapte en zijn mantel in tweeën sneed, om de helft aan een bedelaar te geven.

Ook de verkenners moesten van hun ‘paard’ afstappen, zegt Veldman; ze moesten afstappen van vooroordelen en oordelen en zich niet verheven voelen boven wie ze tegenkwamen. De vijf vertelden aan de hand van ‘weggeefkasten’ over hun ervaringen. Dat soort kasten, waar mensen spullen in leggen die anderen gratis mee kunnen nemen, zijn een gemene deler in de vijf wijken waar zij rondgelopen hebben: de Oosterparkwijk, De Hoogte, Beijum, Selwerd en De Wijert Noord.

Ze zagen mensen die oog hadden voor elkaar. Zo kwam Christien Roos bij de Maranathakerk in De Wijert Noord een krantenbezorger tegen, vertelt ze met het Dagblad van het Noorden uit de weggeefkast in haar hand. “Om half drie staat hij iedere dag op om kranten te bezorgen. Dat levert hem zo’n vijf euro op, plus een stapel kranten die hij na het bezorgen gaat lezen. Daarna doet hij een rondje door de wijk met zijn scooter, onder meer langs twee onderbuurvrouwen die allebei single zijn. Ze houden elkaar in de gaten, zoals ook de krantenbezorger dat doet. Die heeft in geen dertig jaar vakantie gehad.”Maar zie je dan armoede, of zie je dan rijkdom?" filosofeert Christien.

“Dit staat voor mij voor ontmoetingen”, zegt Christiaan (Beijum) als hij een blikje bier uit de weggeefkast haalt. “Op een hete zomerdag was ik moe van het wandelen en ik wilde water drinken. Een man kwam naar me toe en bood me een biertje aan. Ik dronk het en het smaakte heerlijk. We liepen door de wijk en dronken nog een biertje op de bank. Ik dacht toen: Misschien hoeft het niet meer te zijn dan dit, een biertje drinken op de bank.”

In de wijken zagen de verkenners verschillende ‘groene’ initiatieven. Zo staat er in de weggeefkast van Christien een plantje, dat staat voor het verhaal van een oude mevrouw. Zij had zelf geen tuin, maar mocht heel graag tuinieren. Veertig jaar geleden haalde ze een paar stoeptegels uit een saai gedeelte van de straat en startte daar een tuintje, dat nu de straat helemaal opfleurt.

Caroline Penris zag in De Hoogte een oudere vrouw die op een krukje onkruid onder een heg aan het wieden was. “Ik probeerde een gesprek aan te gaan, maar ze reageerde nogal stug en wilde niet praten. Later zag ik haar weer, onkruid wiedend in de speeltuin. Ik ging erbij zitten en langzaamaan raakten we aan de praat. ‘De gemeente laat het werk liggen, daarom doe ik het maar’, vertelde ze. En we kwamen elkaar daarna vaker tegen. Ze heeft me in die ontmoetingen haar hele levensverhaal verteld. Daar liep ik vaak tegenaan bij mijn wandelingen, dat een eerste indruk niet het hele verhaal is.”

De oleander in de weggeefkast is een plantje dat Christiaan kocht van een tienjarig meisje, dat deze planten zelf kweekt. In Beijum vind je ook een Torteltuin, een verwijzing naar de tuin in Annie M.G. Schmidts Pluk van de Petteflet. De tuin is een initiatief van een bewoonster en is een echte ontmoetingsplek, die hele straten bij elkaar brengt rond het groen.

Tegenover de groene initiatieven zag Christiaan veel geheel bestrate tuinen. ‘Luiheid’, was zijn vooroordeel. Tot hij zag dat bij Koningsdag de meest versierde tuinen die bestrate tuinen waren. Ook waren dat de tuinen waar mensen samen voetbal keken in de zomer.

Hashem Mirza, die Selwerd verkende, pakt een poppetje uit de weggeefkast, zo’n wacht à la ‘Buckingham Palace’. “Ik voelde me wel een beetje de beschermer van Selwerd”, zegt Hashem. “Maar ik heb veel gezien. Zo liep ik mee met postbezorger Harry. Die belde aan bij een alleenstaande moeder. Harry gaat regelmatig bij haar langs, praat met haar, vraagt wat de problemen zijn en schakelt soms het WIJ-team in. Dat zou veel vaker moeten gebeuren. Wijkvernieuwing is belangrijk, maar menselijk contact, praten en luisteren, is nog belangrijker.”

De wijkverkenning als exposure maakte Nick Everts (Oosterparkwijk) ook gevoelig voor signalen van overleven op straat. “Als een auto op een bepaalde plek staat en er ligt bijvoorbeeld een kleedje in, dan zou deze zomaar gebruikt kunnen worden om in te overnachten”, illustreert hij. “Beschutte plekken heb ik ook beter in beeld gekregen. Toen het nieuws over internationale studenten die op straat zouden slapen bekend werd, vond ik meteen de volgende ochtend een aantal studenten op een van de plekken waar ik zelf ook zou gaan liggen.”

“De ‘exposure’ is traag en niet altijd leuk”, besluit Nick. “Je voelt je soms eenzaam. Geregeld kom je eigen vooroordelen op het spoor en naar verloop van tijd word je gevoeliger. Toch gun ik het iedere hulpverlener en kerkwerker om deze ervaring door te maken.”

Over de start van dit project schreven we in Kerk in Stad 10 van 2021, pagina 7. Lees het online: https://www.kerkinstad.nl/nl/story/er-gaat-een-wereld-open.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief