Het zwarte schaap
Annemarie van der Vegt, pastor Open Hof
Column17
Illustratie: John Ridder

Zoals u gemerkt zult hebben, verhaal ik veelvuldig van boze mensen. Het lijkt wellicht alsof de dagopvang bevolkt wordt met mensen die de hele tijd alleen maar boos zijn. Dat is niet het geval. Er wordt geschaakt, krant gelezen en sudoku’s gekraakt. Er is gezelligheid en geouwehoer. Maar daar waar levensvragen aan de orde zijn, worden die door onze mensen vaak gehuld in een brok boosheid. Op straat kun je niet kwetsbaar zijn. Boosheid geeft een beschermlaag voor wat het allerkwetsbaarst is.

“Hey, laat die ouwe toch gewoon alleen zitten!” roept iemand als ik in gesprek ben met de boze man.
“Zie je wel,” zegt hij, “iedereen háát mij.” En hij schudt zijn vuist woedend in de lucht. Niet dat het veel uithaalt. Vooral hoongelach valt hem ten deel.

Deze ervaring bleek exemplarisch voor het leven van de boze man. In hem huist een intens gekwetst jongetje dat gewoon zichzelf wil zijn, zonder gepest te worden, zonder continu te horen dat hij alles verkeerd doet, problematisch is. Hij groeide op in een tijd dat de fysieke straf nog gewoon was. Vader nam hem dagelijks driftig over de knie of trok hem aan zijn oren naar het hok waar het jong dan moest afkoelen.

De boze man was gewend om zijn hele leven straf te krijgen. Hij was het zwarte schaap van de familie en werd uiteindelijk het afgedwaalde schaap van de maatschappij. Diagnoses, sancties, gebiedsverboden, boetes, detentie en hoongelach. Hij stond onderaan in de hiërarchie. En wie er niet mag zijn, die gaat zich ook zo gedragen.

Op zijn uitvaart tref ik zijn pleegvader. Hij was maar kort zijn pleegvader, maar hij was van dat zwarte schaap gaan houden. Met tranen in de ogen vertelde de pleegvader dat het kind radeloos was als het niet gestraft werd. Hij vroeg erom geslagen te worden.

Niet in de eerste plaats over de goede herder, maar over dat laatste schaapje, daarover gaat dit verhaal. Dat dit laatste vervelende, telkens wegrennende schaapje, dat zelf lijkt te zeggen: “ik hoor toch niet bij de kudde”, er wél mag zijn. En dat is absoluut geen eenvoudige opdracht, ons door de herder gegeven. Het vraagt enorm veel uithoudingsvermogen om van dat zwarte schaap te blijven houden, dat inmiddels gewend is om om slaag te vrágen, dat uitdaagt, tergt totdat óók jij opgeeft, boos wordt en – zie je wel – onbetrouwbaar blijkt. Dat poep aan de muren smeert, dingen stuk maakt, schreeuwt en scheldt en spuugt. Het is verrekte moeilijk om te blijven zien dat het schaapje ergens óm schreeuwt, dat het ergens tégen spuugt en verstaan wil worden, maar niet meer gelooft dat dat ooit nog zal gebeuren.

De pleegvader weigerde het jongetje straf te geven. Hij sloeg zijn armen om het wild spartelende kind heen. “Ik sla jou niet. Nooit.” Het jongetje heeft deze pleegvader nooit echt in zijn hart kunnen toelaten. Maar het hart van de pleegvader heeft het jongetje nooit meer losgelaten.

Voorkant nummer 17

Editie 17 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief