Het valt niet mee om leerling te zijn

Leerplicht

 

Geen haat, nee, haat kon het niet zijn.

Maar ondertussen eisten ze de beste jaren

van ons leven op en zuchtten we ons stug

 

en onverschillig door hun lessen heen,

niemand die begreep wat hij hier deed.

Maar haat, daar waren ze te weerloos voor,

 

te dom ook voor de vragen waar wij ’s nachts

mee wakker lagen. En hoe flink ze ook

hun dode vrienden stonden na te praten,

 

ze bleven klein. Wij niet. Wij streken

met de week meer leugens uit ons haar,

ramden in gedachten passers door hun lip

 

en krasten oorlogskreten in ons schrift.

maar haat, nee, haat kon het niet zijn.

Zo simpel, zo doorzichtig was ons verzet

 

dat zelfs die afkeer nog leek voorgezegd.

 

Menno Wigman uit: Zwart als kaviaar, 2de druk 2002

Nu de scholen weer zijn begonnen een gedicht over de leerplicht.

Het gedicht bestaat uit vijf strofen van drie verzen en één strofe van één versregel. Er is geen eindrijm of beginletterrijm. Wel valt op, wanneer je het gedicht hardop leest, dat de dichter mooie klanken gebruikt: ‘zuchtten we ons stug en onverschillig’ in vers 3 en 4 bijvoorbeeld. En lees de woorden met lange klinkers in vers 10 en 11: ‘Wij streken / met de week meer leugens uit ons haar’. In vers 12 en 13 gevolgd door agressief klinkende korte klinkers: ‘ramden in gedachten passers door hun lip / en krasten oorlogskreten in ons schrift.’

Ook door herhalingen ontstaat eenheid: ‘Geen haat, nee haat kon het niet zijn.’ (vers 1) komt bijna letterlijk terug in vers 14 ‘maar haat, nee, haat kon het niet zijn’, terwijl die haat ook in vers 6 genoemd wordt.

Het gedicht heeft als titel ‘Leerplicht’. Dat die niet door iedereen op prijs wordt gesteld is de teneur van het gedicht. Het gaat over de kloof die bestaat tussen leraren en leerlingen, bekeken vanuit het perspectief van de leerlingen. Die kloof is diep. ‘Wij’ tegenover ‘zij (ze)’. De leraren geven hun lessen, maar de leerlingen zijn niet bijster geïnteresseerd: ze zuchtten zich stug en onverschillig door de lessen heen, ‘niemand die begreep wat hij hier deed.’ (vers 5). ‘Maar ondertussen eisten ze de beste jaren van ons leven op’.

Die leraren zijn ‘te dom ook voor de vragen waar wij ’s nachts / mee wakker lagen.’ (vers 7 en 8) Over de echte problemen waar de leerlingen mee worstelen gaat het niet in de lessen. Toch haten de leerlingen de leraren niet echt (vers 1, 6 en 14), want daar zijn die leraren te dom, te weerloos, te klein voor. Die praten alleen maar na wat ze gelezen hebben bij ‘hun dode vrienden’. Die leraren zijn hoogstens wat sneue types. Zij, de leerlingen, groeien en weten wat waar is: ‘Wij streken met de week meer leugens uit ons haar,’ (vers 10 en 11).

De dichter concludeert dat het verzet tegen de leraren en de school achteraf beschouwd toch wel heel simpel was. Je hoorde nou eenmaal een hekel aan school en aan leraren te hebben. Dat werd je als het ware gewoon voorgezegd.

Het valt niet mee om leerling te zijn als je dit gedicht leest. Het valt ook niet mee om leraar te zijn. Om wel enthousiast en gemotiveerd te blijven. Om kennis over te dragen aan jonge mensen die daar niet op zitten te wachten. Zeker niet wanneer je vandaag ook nog de concurrentie moet aangaan met sociale media en de mobiele telefoon, iets wat er niet eens was in de tijd waarover Menno Wigman zijn gedicht schreef. Overigens toont dat ook meteen dat de kloof tussen wat leerlingen bezighoudt en dat wat leraren van hen willen van alle tijden is.

Toch heeft het beroep van leraar heel veel goede kanten, want wat is er mooier dan jonge mensen iets te leren? En meestal ontwikkelen leerlingen zich gelukkig goed, ondanks alle in het gedicht genoemde afstand. Of misschien zelfs wel juist daardoor.

Soms is het een leraar gegund daar getuige van te zijn. Zo is het voor een docent Nederlands natuurlijk prachtig als een leerling zich nog met literatuur bezighoudt nadat die van school is. Jellie Brouwer is daar een voorbeeld van. Meer dan twintig jaar presenteerde zij het radioprogramma Kunststof, een cultureel programma met veel aandacht voor literatuur. De manier waarop zij dat deed was ongeëvenaard. Tot mijn verdriet is Jellie in juni van dit jaar overleden. De bundel Zwart als kaviaar van Menno Wigman, waar het gedicht ‘Leerplicht’ in staat, was een van haar favorieten, vertelde ze me eens. Deze bespreking draag ik aan haar op.

Marian Knigge-van der Schors
Voorkant nummer 17

Editie 17 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief