Waarheid

Waarheid. Dat is een woord dat in het huidig maatschappelijk debat geregeld te horen is. Het woord waarheid wordt gebruikt om de medische waarheid over een virus, gestaafd met wetenschappelijk te controleren onderzoeksgegevens, te markeren. Het wordt gebruikt voor de sociologische waarheid over de sociaalpsychologische effecten van lockdowns, van de sfeer in huis tot de sfeer op straat – ook wetenschappelijk gedocumenteerd. Het wordt ook gebruikt om gegevens te labelen die juist niet wetenschappelijk gedocumenteerd worden – gegevens van allerlei webpagina’s, gegevens van wat ‘alternatieve journalistiek’ genoemd wordt zoals de nieuwe zendgemachtigde Ongehoord Nederland. Ieder claimt het recht op ‘de’ waarheid als een onbetwistbaar feitelijk en inzichtelijk gegeven.

Jan Wilts
Theologisch artikel2

Kan er vanuit de theologie iets aan dit maatschappelijk debat worden bijgedragen? Waarheid is tenslotte ook een theologisch begrip. In dit essay wil ik een poging doen. Het is niet mijn bedoeling aan de geclaimde waarheden nog een toe te voegen. Liever wil ik kijken hoe het begrip ‘waarheid’ functioneert in het huidig debat en wat vanuit theologisch perspectief over dat functioneren opvalt.

Als gids kies ik Catherine Keller (1953), een theoloog over wie ik hier eerder schreef. Zij theologiseert vanuit postmoderne opvattingen. Dat betekent vooral – ik schrijf het met een knipoog en veel te kort door de bocht – dat niets zeker is: demonteer onze opvattingen eerst maar eens en kijk dan wat ons echt verder helpt. Vanwege dat laatste: “echt verder helpt” wordt haar theologie ook wel constructief genoemd.

In één van haar boeken (On the Mystery, uit 2008) schrijft Keller een hoofdstuk over het begrip ‘waarheid’ in het evangelie van Johannes. Terwijl ze erg haar best doet om een open opvatting over ‘waarheid’ te ontwikkelen: waarheid als een proces dat niet af is maar zich ontwikkelt, komt haar man thuis met een film. De film (1985) heet Brazil en is een satirische pastiche van Orwells 1984. Er komt een scène in voor waarin in naam van terrorismebestrijding verdachten onder marteling ondervraagd worden. Aan de muur hangt een spreuk: ‘de waarheid zal u bevrijden’. Dat is een tekst uit het evangelie van Johannes (Johannes 8:32).

En Keller had zojuist geschreven hoe het bijbels waarheidsbegrip uit Johannes zich niet vastbijt in de feiten, maar (als in de joodse Psalmen) een relationeel begrip is dat een mens – de Messias die voorgaat – vrij maakt om zijn weg te gaan (vergelijk Johannes 14:6) met het oog op wie een hand nodig hebben om op te staan. Zover was ze.

Als ze dan deze ondervragingsscène met de spreuk aan de muur uit de film ziet, zinkt de moed haar in de schoenen. Keller herkent hoe deze tekst ten tijde van de inquisitie mensen ter dood veroordeelde. Verderop laat de film zien hoe westerse democratieën een fascistische metamorfose kunnen ondergaan, met ‘christelijke’ teksten als legitimatie.

Ik ken de film niet, maar met de omschrijving van Keller kan ik me er wel iets bij voorstellen. Maar hoe nu verder? Als waarheid zo voor elk karretje te spannen is (liefst met een hoofdletter: Waarheid) wat is waarheid dan nog waard?

Voor haar antwoord keert Keller terug naar het evangelie van Johannes. Ze heeft laten zien hoe Pilatus’ onverschilligheid ten aanzien van de waarheid in het proces tegen Messias Jezus (“Wat is waarheid?” zegt Pilatus in Johannes 18:38) ook een andere kant heeft: namelijk belang hebben bij een opvatting over waarheid als hapklare informatie die de één aan de ander kan ontfutselen respectievelijk voorzetten, of waarmee hij zijn gezag kan vestigen, of waarmee angst opgeroepen kan worden. Dan is waarheid een middel om zichzelf steviger te poneren.

Maar Pilatus stelt geen retorische vraag. Hij stelt überhaupt geen vraag. Hij zegt het alleen maar. Hij verwacht geen antwoord… en laat de Messias-koning geselen. En hij zit stevig op zijn troon.

Waarheid vraagt om een mens die de waarheid doet. Niet om een mens die zijn handtekening eronder zet.

Hoe nu verder? schreef ik. Keller laat ook zien hoe Jezus het begrip ‘waarheid’ anders gebruikt. Waar hij (in het evangelie van Johannes) het woord ‘waarheid’ uitspreekt, is het altijd in relatie tot de spreker of tot de hoorder(s). Waarheid vraagt om een mens die de waarheid doet. Niet om een mens die zijn handtekening eronder zet. Waarheid vraagt om zelf te getuigen, niet om een ander te dwingen. Voor Jezus is de waarheid een weg, niet een door schrikdraad afgeschermd weiland voor de schapen.

Wat kan een theologisch verstaan van het begrip ‘waarheid’ bijdragen aan het maatschappelijk debat? Dat lijkt me vooral te liggen in Kellers verheldering dat waarheid in het evangelie van Johannes een relationeel begrip is dat allereerst een beroep op de persoon doet om in waarachtige omgang met ander mens en schepping, met schepper en wereld te leven. Dat is de weg van de Messias ten leven (Johannes 14:6).

En als dat de kern is, dan kan het ons in het publieke debat misschien wat voorzichtiger maken het woord ‘waarheid’ voor het belang van onze eigen standpunten te gebruiken. Het kan ons misschien ook helpen de ruimte te vinden waarin we waarachtig in gesprek komen met elkaar. Dat hoop ik maar.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief