Als je in deze periode van het jaar door de tuin loopt, of in het Stadspark fietst, zie je de mooiste dingen. De kleur groen in alle mogelijke schakeringen, het voorjaarszonnetje dat warm en vriendelijk schijnt en steeds meer bomen en planten die ons hun kleurrijke bloemen tonen. Het is alsof we in dit jaargetijde een glimp van het paradijs zien. Van de hof van Eden, die eens was. Ook in de kerkelijke liturgie is er overvloed. Na de opstanding genieten we van het volle leven, terwijl de vurige Pinksterwind zich aankondigt.
Jammer genoeg verdwijnt het paradijs, voor je het weet, weer uit het zicht. De ervaring van het fijne, goede leven kan je zo uit de handen glippen. Het noodlot slaat zomaar toe. Daar ben je je erg bewust van als je in een ziekenhuis werkt. Een val van de traplift leidt tot nooit meer terug naar huis. Een onschuldig pijntje in de onderrug blijkt veroorzaakt door metastasen in de botten. De verhalen zijn eindeloos. En maken moedeloos. Net zo kan het paradijselijke gevoel, dat even zo prettig de kop opstak, worden verstoord door berichten over eindeloos lijkende oorlogen en conflicten. Het prettige gevoel ontglipt je en somberheid neemt weer de overhand.
Misschien moeten we concluderen dat er bepaalde randvoorwaarden zijn om (iets van) het paradijs te kunnen beleven of ervan te kunnen dromen. Ik denk dat vrijheid er één van is. De mogelijkheid om eigen keuzes te maken en de beschikbaarheid van verschillende handelingsopties. Laat die vrijheid in de context waarin ik werkzaam ben nu juist vaak ontbreken. Als patiënt kun je bijvoorbeeld niet zelf bepalen hoe laat je ’s morgens opstaat, of ’s avonds het licht uit doet.
Het bijzondere is dat ik, in het Martini Ziekenhuis, regelmatig toch mensen tref die tijdens hun opname in staat zijn om de persoonlijke vrijheid te versterken of vergroten. Ik moet denken aan een oudere dame die op zaterdagavond luidkeels meezong met Nederland Zingt, omdat dat haar kracht gaf “en dat mag iedereen horen.” De leerkracht die, dankzij een kinderboek over een flamingo met maar één poot, moed vond om na zijn amputatie te gaan revalideren. En de man die op zijn sterfbed glimlachend tegen zijn vrienden zegt: “volgend jaar drinken we hier samen eentje op.”
Er zijn dus mensen die in omstandigheden die verre van paradijselijk zijn en bovendien onvrij, zeggen: hier laat ik mij niet door weerhouden of begrenzen. Met verbeeldingskracht en doorzettingsvermogen zijn zij in staat om de vrijheid in zichzelf te bewaren en daarin een klein paradijsje te stichten. “Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn,” zegt Paulus in zijn brief aan de Galaten (5:13). Misschien geven zij wel handen en voeten aan zo’n oproep, die best moeilijk te vatten is. In ieder geval heeft Daniël Lohues het over hen, als hij zingt: “a’j in joen donkerste uur, ’n vrijheidslied verzinnen, a’j denken in de put, alles moet nog mar beginnen, dan be’j pas vrij.” (Dan be’j pas vrij, Ericana).
“This could be paradise.” Op de klanken van dit lied danst de achtentwintigjarige Redo tijdens het 5 mei-concert in Amsterdam de sterren van de hemel. De krachtige breakdance-moves worden afgewisseld met kleine handgebaren, een choreografie om kippenvel van te krijgen. Rondjes draaiend om zijn as, op zijn hoofd, schouders, voet of hand, hervindt hij telkens opnieuw zijn evenwicht, terwijl hij vastberaden in de camera kijkt.
Redo werd geboren met verschillende fysieke uitdagingen, waaronder een kortere rechterarm en korter rechterbeen en een totaal aan vijf vingers. Tijdens de dans spreekt hij in een voice-over de woorden: “De waarde van vrijheid voel je pas echt als je beseft hoe kostbaar het is.”
Misschien nog wel meer dan het groen van dit jaargetijde bewonder ik al die mensen die de kracht vinden om in de kilte van het bestaan iets te ervaren en op te roepen. Die het paradijs tevoorschijn denken, en glimpen ervan aan anderen tonen. Voor mij is dat een Godswonder.