Roots
Jan Wijbenga

Binnenkort ga ik terug naar mijn roots. De Geraniumclub, dat zijn vier collega’s van de gemeente Groningen die in hetzelfde jaar met pensioen gingen, gaat naar Leeuwarden. Daar ben ik geboren en getogen, tot ik in Groningen ging studeren. Het idee is dat we elkaars geboorteplaats bezoeken waar we een rondleiding krijgen langs de diverse ‘lieux des mémoires’. Eerder waren we al in Amsterdam, Oldenzaal en Zwolle volgen nog.

Voor mij zijn die dierbare plekken onder meer de W.C. van Munsterschool, de Pelikaankerk, het christelijk gymnasium, mijn geboortehuis aan de Noordersingel, de Prinsentuin, La Venezia (sinds de Tweede Wereldoorlog een ijssalon), mijn kleuterschool aan het Schapendijkje (wat was dat ver weg om te lopen), het Beursgebouw (toen nog voor schoolvolleybaltoernooien) en natuurlijk Tromps automatiek aan het Ruiterskwartier.

De stad is sterk veranderd in de afgelopen vijftig jaar, vaak ten goede overigens. De armoedige achterbuurten hadden misschien sfeer, maar niet voor de mensen die er woonden. Maar ik herinner me vooral mensen. De lieve buren, de talrijke tieners in het gereformeerde jongerenwerk, de vrienden en militairen in jeugdhonk het Roekenest, de kleurrijke stadstypes, de smeuïge historische verhalen, de boeren op de openluchtveemarkt, de postzegelverzamelaars achter de V&D, de bezoekers van het Openbaar Badhuis, de schillenboer en de melkboer. Genoeg om te laten zien en over te vertellen.

Mijn vader ging in 1982 ook terug naar zijn roots. Hij schreef een lang document over zijn vroege jeugd in Wirdum (Fr), waar mijn beide ouders zijn geboren. Heit in een landarbeidersgezin met acht kinderen, dat vaak moest verhuizen en in grote armoede leefde, mem in het gezin van een huis- en kunstschilder, tevens ‘direkteur fan it sjongen’. Iedereen kende elkaar, het was een kleine, solidaire gemeenschap met een rijk verenigingsleven. De meeste kinderen werden na de lagere school boerenknecht of -meid, naaister of winkeljuffrouw, voor kost, inwoning en een grijpstuiver. Een enkeling van de school van meester Van der Ploeg lukte het desondanks om uiteindelijk minister, journalist, predikant of politicus te worden. School, kerk en politiek (ARP) deden er alles aan om de arbeidersjeugd te verheffen.

Door een ongeval bij een boer en een gulle gever kreeg mijn vader toch de kans om door te leren via een zelfstudie boekhouden. Uiteindelijk kon hij een spaarcentje opbouwen, leraar worden aan de RHBS in Drachten en mijn moeder trouwen in 1936. Na de oorlog werd hij journalist.

Van mijn moeder heb ik weinig op papier. Ze tekende veel – ik heb haar schetsboeken – en werd winkeljuffrouw. Eenmaal getrouwd bracht ze tien kinderen ter wereld, allen vernoemd naar familieleden. Zo ging dat toen. Ze mocht als gehuwde vrouw niet werken, maar haar werk en aanwezigheid thuis waren onbetaalbaar.

Nu ik zelf pensionado ben, verdiep ik me in hun levensloop. Als zes broers en zussen (helaas zijn er al vier overleden) hebben we onlangs herinneringen gedeeld. Juist de anekdotes en de foto’s vullen het feitenverhaal verder in. Je leert je ouders nog beter kennen en begrijpen. Ze hebben hun stinkende best gedaan voor een ieder van ons, was onze conclusie. Thuis was een warm nest. Trots vierden we dat met koffie en oranjekoek.

voorkant nummer 7.JPG

Editie 7 - 2023

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief