Over voordeurdelers en metgezellen
Reinder de Jager

Het is soms wel aardig om eens wat dieper in de taal te duiken. Wist u bijvoorbeeld dat het woord ‘gezel’ dat in metgezel huist, van ‘zaal’ afkomstig is? Een gezel is iemand met wie je de zaal deelt – dat voorvoegsel ge- duidt vaak op iets bij je hart houden, iets gezamenlijks, zoiets als het Franse voorvoegsel con- in bijvoorbeeld compassie: met iemand mee-lijden hebben. Ge-, con-, mee-: al die voorvoegsels betrekken iets anders of de ander bij jouzelf – het tegenovergestelde van ver-, het Latijnse dis-: die voorvoegsels drukken verwijdering of distantie uit. Nou ja, zo is ongeveer mijn theorie, althans. Ik ben geen taalgeleerde. Noem het maar de eerste taalwet van Reinder. 

Maar als je erop gaat letten kom je op nog weer andere vondsten. Wist u dat het woord ‘kameraad’ van het Spaanse camarada stamt – waarin dan weer het laat-Latijnse woord camera verstopt zit; en dat woord betekent gewoon ‘kamer’? Camarada’s waren soldaten die samen op een kamer lagen, die samen aten en sliepen. Metgezellen dus.

En nou we het er toch over hebben: in het Franse woord voor metgezel, copain, zien we weer dat voorvoegsel co(n), en het Franse woord voor brood: pain (u weet wel, van ‘du pain, du vin et du Boursin’). En als we de wet van Reinder toepassen, dan staat copain voor degene met wie je samen brood eet, met wie je het brood deelt. Dat Franse woord zit ook in het Nederlandse kompaan (dat ook wel rechtstreeks uit het Latijn kan stammen: cum pane), en het woord compagnie: maar dan zijn we weer terug bij de soldaten.

Zij die samen het brood delen: doet u dat ergens aan denken? Dat onze broeders en zusters in de kerk ook onze kompanen zijn (al zou je dat bij kerkscheuringen wel eens anders bevroeden). Dat door een maaltijd samen te gebruiken je iets van jezelf deelt met de ander, en de ander met jou? Degene met wie je de kerkzaal deelt, je metgezel is? Ook al is dat niet altijd even gezellig (dat woord, hoe kan het ook anders, komt van ‘gezel’)? Het wonderlijke van dat brood delen dat Jezus deed bij het meer van Galilea: dat bracht uiteindelijk overvloed teweeg voor iedereen.

Dan is het woord ‘voordeurdelers’ van een heel andere orde. Het is om te beginnen een zeer recent woord zonder enige innige afkomst, uit de koker van belastingdiensttoeslagenambtenaren en bijstandsfraudecontroleambtenaren. Als die lieden dat woord ‘voordeurdelersnorm’ in hun mond nemen, nou, berg je maar. Dat is geen delen om meer overvloed te brengen, maar om mensen juist de armoe in te drijven. En trouwens: wat is het ook voor een lelijk woord – ik krijg er gedachten bij van ambtenaren die mijn voordeur in kleine mootjes klieven. Ze moeten er met hun tengels vanaf blijven!

Mij schiet nu net iets te binnen: ik moet mijn taalwet nog wat finetunen. Wat als controleambtenaren schrijven dat ik mij ‘bij verhoor mag doen vergezellen’ van iemand anders… Vergezellen… Ver- = op afstand, ge- is dichtbij? Ik tol ervan.

 

Cover nummer 2.JPG

Editie 02 - 2022

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief