Het avontuur in onze achtertuin

NATUUR is het thema van de poëzieweek 2022. Die wordt dit jaar voor de tiende keer gehouden, van 27 januari t/m 2 februari. Als motto zijn gekozen de woorden ‘bloesemingen en overvloed’; we (her)ontdekken de poëzie in de natuur en de natuur in de poëzie van dichter, schrijver, acteur en regisseur Ramsey Nasr. Hij schreef het Poëziegeschenk dat je krijgt wanneer je voor € 12,50 aan poëzie koopt. Vooral dat ‘herontdekken’ bracht mij ertoe om nog eens weer het gedicht De Dapperstraat van J.C. Bloem te lezen. Het is een welhaast iconisch gedicht over de natuur, waarvan de laatste regel ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ de titel is geworden van een bloemlezing van de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur.

De Dapperstraat

Natuur is voor tevredenen of legen.

 

En dan: wat is natuur nog in dit land?

Een stukje bos ter grootte van een krant,

Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

 

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,

De in kaden vastgeklonken waterkant,

De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand

Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

 

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.

Het leven houdt zijn wonderen verborgen

Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.

 

Dit heb ik bij mijzelve overdacht,

Verregend, op een miezerige morgen,

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

 

J.C. Bloem, uit: Verzamelde gedichten, 12de druk

 

Het gedicht dat J.C. Bloem (1887-1966) in 1945 schreef is een klassiek sonnet. Dat betekent dat het veertien versregels telt, verdeeld over twee kwatrijnen van elk vier verzen (octaaf) en twee terzines van drie verzen (sextet). Tussen octaaf en sextet zit een chûte, een wending, in het gedicht. Het rijmschema in het octaaf is abba abba (omarmend rijm) en cde cde in de twee terzinen. ‘miezerige morgen’ en ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ zijn mooie voorbeelden van beginletterrijm.

De dichter denkt in het gedicht na over het begrip ‘natuur’. De eerste dichtregel is meteen een stellingname: natuur is iets voor mensen die tevreden zijn of voor leeghoofden. Vervolgens wordt uitgelegd dat ‘natuur’ in ons land niet erg veel voorstelt. Vooral het beeld van ‘Een stukje bos, ter grootte van een krant,’ (vers 3) onderstreept hoe de dichter over de natuur in Nederland denkt. Kennelijk vindt de dichter zich niet bij de ‘tevredenen of legen’ horen, want hij zegt in strofe 2: ‘Geef mij’ en dan volgt een opsomming van stadse beelden: ‘stedelijke wegen, water met een kade, zolderramen waardoor je de lucht ziet.’ Let op hoe mooi de dichter lucht en water als het ware inkadert.

Prachtig vind ik de tegenstelling die de dichter maakt tussen platteland en stad. Voor hem niet ‘Een heuvel met wat villaatjes ertegen’ (vers 4), voor veel mensen een romantisch droombeeld, maar ‘grauwe, stedelijke wegen’ (vers 5); grauw, normaal niet een echt positief woord. Je zou haast denken dat de dichter dit alles ironisch bedoelt. Maar dat blijkt niet uit het vervolg. In de derde en vierde strofe wordt duidelijk wat de chûte is, wat de conclusie is die de dichter voor zichzelf getrokken heeft uit zijn beschouwing over stad en platteland. In de derde strofe staan zinnen die haast als levenswijsheden zijn te lezen: ‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht’ (vers 9). Een raam waar je wolken door ziet, mooi ingekaderd als een schilderij, daar kun je net zo van genieten, daar hoef je de natuur niet voor in. Dat is als het ware een klein wonder, een cadeautje dat je zomaar toevalt. En zo is het in het leven ook. Je moet er alleen wel oog voor hebben: ‘Het leven houdt zijn wonderen verborgen / Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.’

Voor mij vormt deze strofe de kern van het gedicht. In de vierde strofe onderstreept de dichter de juistheid van dit voor hem verhelderende inzicht nog eens door te vertellen hoe, onder welke omstandigheden en waar hij ertoe kwam: ‘Verregend, op een miezerige morgen, (…) in de Dapperstraat.’ Een gewone straat in Amsterdam, niets bijzonders en eigenlijk onder tamelijk vervelende omstandigheden, voelt hij zich ‘domweg gelukkig in de Dapperstraat’. Want ‘alles is veel voor wie niet veel verwacht’.

Uit de informatie op de website van de organisatie van de Poëzieweek (www.poezieweek.com) maak ik op dat de lockdown vanwege corona (mee) aanleiding geweest is voor het thema NATUUR van de poëzieweek. Ik citeer:

“Het voorbije jaar hebben we met zijn allen opnieuw de natuur ontdekt. Niet zozeer de ver-weg-natuur of de hoge-bergen-natuur, maar wel de vergeet-me-nietjes-natuur, de wandel-je-mee-natuur, de hoeveel-vlinders-tel-jij-in-jouw-tuin-natuur, de laten-we-samen-over-een-beekje-springen-natuur. We hebben het avontuur in onze achtertuin herontdekt, de schoonheid van onze beken en bossen, vogels die we gisteren niet hoorden, eekhoorns die we niet meer zagen. We werden weer verliefd op onze vierkante meter tuin, de geraniums op ons balkon.”

Het gedicht van J.C. Bloem verscheen vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ook nu denken mensen na over wat belangrijk voor hen is. Laten we hopen dat zij in alle beperking ook ‘domweg gelukkig’ kunnen zijn met hun bestaan.

Marian Knigge-van der Schors
Cover nummer 2.JPG

Editie 02 - 2022

Lees meer Bekijk pagina

Schrijf je in voor de nieuwsbrief