De woestijnvaders van Egypte

Woestijnvaders of oudvaders worden ze genoemd, mensen die zich uit de wereld terugtrekken en zich vestigen in de eenzaamheid, in de woestijn. Ze leiden een ascetisch leven van verzaking aan de wereld, lichamelijke onthouding en versterving (vasten) en van strijd tegen eigen wilsverlangens en begeerten. Hun geloof in Christus brengt hen tot een streven naar geestelijke volmaaktheid, naar een engelenleven hier op aarde als voorsmaak op het leven in het hiernamaals.

Pieter Bootsma
Kerk en Samenleving7 - Eva Overbeeke2
Hero Hokwerda. Foto: Eva Overbeeke

Een broeder die naar den vreemde was getrokken legde de oudvader de vraag voor: “Ik wil terug naar huis.”
“Als je maar weet, broeder,” zei de oudvader: “bij je komst hierheen had je God als gids, maar als je terug wilt keren is dat niet meer het geval.”

De woestijnvaders in de Egyptische woestijn zijn bekend vanaf de derde eeuw. Ook in Palestina, Syrië en Klein-Azië zullen woestijnvaders te vinden zijn. Men neemt aan dat de ascetische beweging van christenen met kluizenaars begonnen is maar al spoedig was daarnaast ook sprake van gemeenschappen. Wat de historische aanleiding van de ascetische beweging is geweest, is niet helemaal duidelijk. Asceten zelf wijzen voor hun voorgeschiedenis wel op enkele passages uit de Handelingen der Apostelen (Handelingen 2:42-47 en 4:32-37). In deze passages ligt het accent op gemeenschappen van allen die het geloof hadden aanvaard en alles gemeenschappelijk hadden.

Hoe dan ook, er tekenen zich twee tradities van ascetisch leven in de woestijn af: die van het kluizenaarsbestaan en die van het gezamenlijke leven in kloosters, waarvoor de figuur van Pachomius (292-346) wordt gezien als grondlegger. Op zijn kloosterregels heeft Benedictus van Nursia (480-ca.547) in Italië voortgebouwd met zijn Regel van Benedictus, die de grondslag vormde van het kloosterleven van de Benedictijnen en van de kloosterordes van latere tijd in het Westen.

Leefwijze
De kluizenaar beschikt over een kluis die uit twee ruimten bestaat, een woonruimte en een ruimte voor de gebedsdienst. Zijn dagelijks leven bestaat uit bidden en het reciteren van bijbelteksten, het kweken van voedsel en het vlechten van touwen en manden om in zijn onderhoud te voorzien. In Egypte trekt de kluizenaar tijdens de oogsttijd wel naar het Nijldal om bij het oogsten te helpen.

Echt eenzaam is zijn bestaan toch niet. De vaders komen bij elkaar op bezoek, ontvangen rondtrekkende “bedoeïnen” en mensen uit de “beschaafde wereld”. Ze leven met één of meer leerlingen die hen verzorgen en ondertussen ingewijd worden in de christelijke ascese. Er bestaan kolonies van woestijnvaders die rond een kerk gevestigd zijn, waar een priester de diensten verzorgt en waar in het weekend gezamenlijk wordt gegeten. Zo’n situatie neigt naar het kloosterleven.

De grootste zorg in het kluizenaarsbestaan is dat de kluizenaar hier op aarde de hemelse leefwijze kan volhouden. De asceet wordt door de duivel belaagd, hij wordt onderworpen aan bekoringen en dan moet hij “redding vinden”, zoals dat in de teksten van de woestijnvaders (de Vaderspeuken) wordt genoemd. De Egyptische woestijnvaders zijn niet van een uiterste strengheid. Uit hun ascetische opvattingen blijkt dat ze begrip hebben voor menselijke zwakheden. Dit in tegenstelling tot de Syrische vaders. In hun milieu tref je pilaarheiligen en zelffolteraars.

Teksten
Tot de teksten die ons zijn overgeleverd uit het christelijk ascetenbestaan behoren stichtende levensverhalen zoals Het leven van Antonius uit 357, geschreven door Athanasius, bisschop van Alexandrië. De bedoeling van deze verhalen is dat de lezers komen tot navolging van de ascetische levenswijze. Daarnaast bestaan er reisverslagen, heiligenlevens, vermaningen en dergelijke. Uit de jaren 350-460 dateert een verzameling van spreuken, korte verhaaltjes en dialogen van woestijnvaders uit de Egyptische woestijn ten zuidwesten van Alexandrië die Vaderspreuken worden genoemd. Het is eigenlijk een gefragmenteerde handleiding voor het kluizenaarsleven. Veel mensen verkijken zich op de Vaderspreuken: ze verkondigen geen wijsheid waar je in de tegenwoordige tijd meteen wat aan hebt. Ze bevatten veel details van het ascetische woestijnleven die te maken hebben met het dagelijks bestaan van de woestijnvaders. Ze gaan over hun geestelijke zoektocht naar de juiste weg, de juiste maat, de juiste tijd en de juiste instelling bij het beoefenen van de ascese.

De vertaling van de Vaderspreuken
Stemmen uit de stilte luidt de titel van de Nederlandse vertaling van de Vaderspreuken uit de Egyptische woestijn. Het eerste deel verscheen in 2021, het tweede deel volgt in het komende najaar. Ik spreek hierover met Hero Hokwerda, ten nauwste betrokken bij de vertaling en bij de uitgave van de publicatie door uitgeverij Ta Grammata.

Hokwerda studeerde in de jaren ’70 klassieke talen, met als hoofdvak Nieuw- en Middelgrieks (het Grieks van na de Oudheid) en als bijvakken klassiek Grieks en kerkgeschiedenis, aan de RUG. Na een postdoctorale studie Nieuwgrieks te Thessaloniki werd hij docent Nieuwgrieks aan de RUG en literair vertaler Nieuwgrieks. Hij vertaalde onder meer een drietal romans van Kazantzakis, waaronder het bekende Christus wordt weer gekruisigd over de strijd tussen Grieken en Turken omstreeks het begin van de jaren ’20 van de vorige eeuw. Tijdens zijn opleiding in Groningen komt hij Jan Hofstra, bekend geworden als predikant, ondernemer en eigenaar van het Karmelklooster te Drachten, tegen in een vertaalgroep onder leiding van zijn hoogleraar Grieks, W.J. Aerts.

Als Hofstra begin deze eeuw een promotie voorbereidt over een tweetal heiligenlevens, Johannes de Barmhartige en Simon de Heilige Dwaas, geschreven door Leontios van Neapolis, helpt Hokwerda hem drie jaar lang bij allerlei tekstuele zaken zoals bij het controleren van de citaten. Hofstra blijkt geïnteresseerd in de Vaderspreuken en het is op gezamenlijk initiatief van hem en de Sint- Adelbertabdij dat er een vertaalwerkgroepje wordt opgezet voor de vertaling van de Vaderspreuken.

Hokwerda: “We begonnen in 2012 met zijn vijven: de abt en twee van de monniken van de abdij, Jan en ik. Jan Hofstra en een van de monniken overleden in 2015 en we hebben toen wel geaarzeld of we door zouden gaan. Later is de abt afgehaakt en zijn we met zijn tweeën overgebleven. De Vaderspeuken zijn geschreven in een Grieks dat nog dicht tegen het Oudgrieks aanzit. Wat in de loop van de tijd in het Grieks onder andere verandert, is de betekenis van de woorden. Daardoor komen we bij de vertaling vaak voor de vraag te staan of een woord nog de Oudgriekse betekenis heeft of al de Nieuwgriekse. Zoiets is in de bestaande woordenboeken niet goed na te gaan. In de editie van de Vaderspreuken staat een Franse vertaling en daar vergelijken we onze oplossingen vaak mee. Die verschillen nog wel eens.”

Het bedreigde kluizenaarsbestaan
In het jaar 407 wordt de wereld van de Egyptische asceten geplunderd door Libische stammen. Maar zijn uitstraling naar het Westen en het Oosten blijft voorlopig in stand. De verovering van Egypte door de Arabieren en de islam tussen 639 en 642 maakt hier een eind aan. Sindsdien maken de Egyptische asceten en kloostergemeenschappen uitsluitend deel uit van de Koptische wereld van Egypte. Toestroom uit de Griekse wereld is afgelopen.

“Ik heb het gebied van de Vaderspreuken helaas nooit bezocht,” zegt Hokwerda. “Waar ik wel enkele keren ben geweest is op de heilige berg Athos waar het ascetendom ooit mede onder Egyptische invloed is ontstaan. Zowel kloosters van verschillende landsaard als kluizenaars leven op de heilige berg vaak in moeilijk toegankelijk gebied. Toen ik Athos in 1971 voor het eerst bezocht, was de monnikengemeenschap op een dieptepunt aanbeland. Er waren misschien nog net 1000 monniken die meest op leeftijd waren. Maar bij een volgend bezoek in 1997 was de boel opgefleurd. Er waren 1300 à 1400 monniken, met nu ook velen van middelbare leeftijd, en de cementmolens draaiden volop om ze te kunnen accommoderen. Kortom, de Athosgemeenschap bloeide weer.”

Bronnen: Voor dit artikel heb ik behalve uit het gesprek met Hero Hokwerda geput uit het Nawoord dat de ascetenwereld vanaf de derde eeuw beschrijft in de publicatie Stemmen uit de stilte, Vaderspreuken uit de Egyptische woestijn, deel 1, vertaald door de vertaalwerkgroep Sin – Adelbertabdij te Egmond. Uitgever Ta Grammata, Groningen 2021.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief