De vijf woorden hierboven tussen aanhalingstekens bedacht ik niet, maar de rooms-katholieke theoloog Edward Schillebeeckx gebruikte ze in 1989 als titel voor een boek over God en geloof vandaag. Ze hebben iets van een geheim rond het verstaan van God. ‘God’ roept vandaag veel verwarring, afstand en afscheid op. Mensen zijn nodig om het beeld van ‘God’ in elke tijd opnieuw met hun verhaal uit te leggen. De omgekeerde titel is dus: ‘God als verhaal van mensen’.
Nu tien jaar geleden, nodigde de Groningse universiteit, vanwege haar vierhonderdjarig bestaan, mensen uit vierhonderd vragen te stellen aan haar geleerde wetenschappers. Het schoolkind Anko vroeg aan de hoogleraar sterrenkunde: “Bestaat God?”. Juist in die tijd diende zich het zogeheten ’post-theïstisch denken aan, waarin mensen afstand namen van een traditioneel godsbeeld uit oude belijdenisgeschriften: “…een eeuwig geestelijk wezen hetwelk wij God noemen – almachtig, alwetend…” etc. (NGB art.1).
Naar een ander verstaan van ‘bestaan’ van God
Dat woord ‘bestaan’ voor God riep door alle eeuwen uiteenlopende beelden op, die omarmd of afgewezen werden, maar zeker ook vandaag tot een afwijzend of eerbiedig zwijgen brengt. Zo was het met de mystiek vanaf de Middeleeuwen: vertrouwend op en vertrouwd met levenwekkend niet-weten – en toch! De vraag: “Hoe bestaat God?” brengt ons vandaag weer in de buurt van mystici.
God bestaat in verhalende verbeelding en verbeeldende verhalen
Het woord ‘bestaan’ slaat in ons spraakgebruik vooral op ‘dingen’ die wij kunnen ‘be-grijpen’ en zo in onze macht hebben. Het verhalend en verbeeldend spreken over God in Bijbelse verhalen is van een andere orde en maakt voorzichtig in ons taalgebruik.
Wat bedoelt de verteller als hij op de zesde scheppingsdag (Genesis 1) God laat zeggen: ’’Laat ons mensen maken naar ons beeld en onze gelijkenis…“, om het beheer te voeren over de Schepping? Minstens, dat deze God niet restloos samenvalt met de natuur- en vruchtbaarheidsgoden, maar de God van menselijke geschiedenis wil zijn. Hoe ‘bestaat’ het dat God bij Abram op bezoek heet te komen? Maar op de vraag van Mozes –”Doe mij toch uw aangezicht zien…" (Exodus 33) antwoordt God: “Niemand zal mij zien en leven.” En hoe verandert God van de geduchte krijgsgod JHWH, gaandeweg in de gestalte van Jezus als de God van recht en liefde voor de hele wereld?
De verschijnende God wordt na Abram en het Oude Testament al gauw de verdwijnende en zwijgende god, die aan de profeten zijn woord en dienst aan de gerechtigheid toevertrouwt.
Ook vandaag hebben wijde verbeelding nodig om, dichterlijk en ter zake, God zichtbaar te maken - wereldwijd in zorg en liefde nabij. Mensen zijn Gods onthullers en beelddragers - terug bij het woordenspel in de omkeerbare titel boven dit verhaal. Om dat verhaal en beeld van God uit te spelen en spellen, mogen en kunnen wij mensen in lijn met de titel hierboven, het middeleeuwse getijdengebed blijven zingen en waar maken: ‘Ubi caritas et amor Deus ibi est’ – ‘Waar zorg en liefde gedeeld worden, daar is God’.