Editie 4 - 2021
column4.jpg

Agnes de Vos

 

Op de achterpagina van mijn ochtendkrant staat een foto van de binnenkant van de St. Stephansdom in Wenen. In een vorig deel van mijn leven heb ik daar zelf nog eens binnen gestaan, maar dat was niet ten tijde van de veertigdagentijd, en sowieso lang voor déze veertigdagentijd. Op deze foto wordt het oog meteen getroffen door een enorme roze trui met gele boordjes. Die hangt daar als hongerdoek, en bij naspeuring op het wereldwijde web leer ik dat hij daar dit jaar niet voor het eerst hangt. De associatie met dit corona-jaar lijkt dus onterecht.

Ik vind het een lelijke trui, zou hem zelf nooit aan willen trekken. Het kan natuurlijk aan de foto liggen, maar de kleur oogt vaal, oudroze, of zelfs koud-roze. Toch vind ik het een mooi hongerdoek, want een hongerdoek hoeft het oog niet te strelen, maar mag de beschouwer aanzetten tot nadenken. Daar is immers de hele veertigdagentijd voor bedoeld?

 

Een hongerdoek is in feite een soort gordijn. Het werd in de katholieke traditie tijdens de vastenperiode opgehangen in de kerk, om het altaar aan het oog te onttrekken. Daarmee werd als het ware het zicht op God zelf belemmerd. Op het doek werden vaak taferelen uit het lijden van Christus weergegeven, of symbolen waarmee aandacht werd gevraagd voor dat lijden. ‘Denk daar maar eens over na, als je God wilt zien’, leek zo’n doek te willen suggereren.

 

Mijn eerste opwelling bij deze trui was dat ik hem paars wilde zien in plaats van oudroze. Paars is toch de liturgische kleur van de lijdenstijd? Ha, in een bericht van de Oostenrijkse omroep wordt de trui inderdaad ‘violett’ genoemd, en op de foto die daarbij gepubliceerd is, zie je ook meer paars dan in de krant. Maar de kleur blijft maar een bij-kenmerk, het gaat bij deze trui kennelijk maar voor een deel om die kleur. Je trekt een trui uiteindelijk ook niet aan vanwege de kleur, maar om jezelf erin te warmen.

 

In tweede instantie is dat ook wat ik erin zie: warmte, een van de belangrijkste levensbehoeften van ons als mensen. Maar het is een lege trui. Hij vraagt mij: ‘Mens, waar ben je?’ En hij hangt daar heel alleen. Hij stelt daarmee nog meer vragen, bijvoorbeeld: ‘Waar zijn de medemensen aan wie ik me kan warmen?’ Of: ‘Waar zijn de medemensen aan wie ik warmte kan geven?’ Wat dat betreft kan ik goed begrijpen dat de parochiebestuurders van de Stephansdom ervoor hebben gekozen de trui ook dit jaar weer als hongerdoek te gebruiken: ons verlangen naar de warmte van medemensen laat zich sinds vorige jaar alleen maar meer voelen. Ik weet niet of er in de Stephansdom in Wenen momenteel wel vieringen met kerkgangers worden gehouden; ik weet wel dat ik die vieringen hier in Groningen mis, alsof ik een warme trui mis. En het is maar de vraag of we Pasen, de dag dat het hongerdoek weg mag, wel weer met elkaar kunnen vieren. Tot die tijd: hou vol, heb lief.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief